Jdi na obsah Jdi na menu
 


Pagina 3 - De Tien geboden

 

De Tien geboden, welke iedere karaïte dient te kennen:

 

1)  Ik ben de Eeuwige je God, die je uit Egypte heeft geleid, uit het land van de slavernij.

2) Laten er geen andere goden voor je zijn naast Mij. Maak geen gesneden beeld, noch enige gestalte van wat boven in de hemel is, noch van wat beneden op de aarde is, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Buig je daarvoor niet ter aarde en dien hen niet, want Ik, de Eeuwige je God, ben een jaloerse God, die de misdaad van de ouders bestraft aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten. Maar die liefde bewijst tot in het duizendste geslacht aan hen die Mij liefhebben en zich aan mijn geboden houden.

3) Je mag de naam van de Eeuwige je God niet misbruiken, want de Eeuwige laat hem niet ongestraft, die Zijn naam misbruikt.

4) Denk steeds aan de Shabbath-dag, door hem heilig te houden. Zes dagen kun je werken en al je werk doen, maar de zevende dag is een Shabbath voor de Eeuwige je God. Op de Shabbath mag je geen werk doen, jij, noch je zoon of dochter, noch je dienaar of dienares, noch je vee, noch een vreemdeling in je steden. Want in zes dagen heeft de Eeuwige de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is en Hij rustte op de zevende dag; daarom heeft de Eeuwige de Shabbath gezegend en hem heilig gemaakt.

5) Eer je vader en je moeder, zodat je lang mag leven in het land dat de Eeuwige je God je geeft.

6) Je zult niet moorden.

7) Je zult geen overspel plegen.

8) Je zult niet stelen.

9) Je zult geen valse getuigenis geven tegen je naaste.

10) Begeer niet het huis van je naaste. Begeer niet de vrouw van je naaste, noch zijn dienaar of dienares, zijn os of ezel, of wat dan ook van je naaste is.

 

 

ken3.jpg